Tussen oktober 1944 en maart 1945 zijn via Kampen 34.000 mannen als 'geroofde dwangarbeiders' vanuit het westen van het land naar het oosten en naar Duitsland afgevoerd. Dat is bijna een derde van het totaal van 120.000 dwangarbeiders die de bezetter met grootschalige razzia's in de grote steden tijdens de Hongerwinter afvoerde. De gevangenen kwamen veelal per rijnaak over het IJsselmeer in Kampen aan, waar ze onder erbarmelijke omstandigheden in de Van Heutszkazerne werden gestopt.
Het Kamper en IJsselmuider Rode Kruis greep in en wist 1200 zieke arbeiders uit de transporten te halen en in tien noodziekenhuizen verspreid over beide plaatsen onder te brengen. Van deze 1200 zijn ruim 800 aan verder transport ontkomen dankzij de artsen, vrijwilligers en anderen die voor het Rode Kruis actief waren. 'Deze episode in de geschiedenis mag niet vergeten worden', aldus Broers in zijn lezing.
Het pleidooi voor een permanent aandenken werd positief ontvangen door het publiek en een dag later door het bestuur van de historische vereniging 'Jan van Arkel' en het Stadsarchief Kampen. Beiden zijn in de kazerne gehuisvest waar deze bijzondere geschiedenis heeft plaatsgevonden. Dagblad De Stentor besteedde aandacht aan het pleidooi.